Tegenhetlicht

Terug naar de Oude paden


Een reactie plaatsen

Van Habakuk 3 naar 1Koningen 8…

Het beste wordt voor het laatste bewaard, zo luidt een gezegde…

Het was een periode van geestelijke leegte na de sukkot, waarin ik onderwerpen zocht die mij eertijds inspireerden. Ook gesprekken vinden met mensen waarin ik eerder weerklank vond en waarvan enkele mij inderdaad even uit die leegte “haalden”om daarna weer omhuld te worden met dat “gevoel”.

Het was niet de lichte verkoudheid die mij deed besluiten thuis te blijven in plaats van het overige te versterken, dat ik als het ware “vast” kwam zitten.

Tussendoor Abba YHVH vragen en uiteindelijk tot een aanvaarding komen. Het zij zo.

Want er was niets uit de “bus”gekomen, wat de oorzaak kon zijn.

Soms zet Hij Zelf Zijn kinderen op een plaats, waar zij moeten leren wachten.

Daarstraks kwamen zo inene de woorden uit Habakuk 3 naar boven…of was het van Boven naar mijn hart?

Al zou de vijgenboom niet bloeien…

Mijn hart reageerde op die woorden met “nochthans zal ik mij verheugen in de God mijns heils”en dat bracht mij tot inspiratie dat woorden kreeg en terwijl ik nu deel, komt het volgende in mn gedachten wat ik in de nacht van Shemini Atzeret jongstleden beleefde en nu terugkijkend een sleutel aanreikt:

Opmerkelijk was wel, dat in de nacht van Shemini Atzeret het ongewoon voor mijn doen was, dat ik niet kon inslapen en uren klaarwakker was in de nacht en na die in de woonkamer doorgebracht te hebben, vroeg in de morgen wat probeerde te slapen. Tijdens die nachtwake zocht ik op “achtste dag”, om mijzelf ervan te vergewissen dat Shemini Atzeret beduidend anders is dan Simcha Torah. Ik herinner me dat mijn oog op 1 Koningen 8 viel en ik die gelezen heb.

Ik begon met het vers dat over de achtste dag ging:

1Ki 8:66  Op den achtsten dag liet hij het volk gaan, en zij zegenden den koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en goedsmoeds over al het goede, dat YHVH/ de HEERE aan David, Zijn knecht, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had. 

Daarna wilde ik weten welke achtste dag bedoeld werd…in welke periode…

1Ki 8:2  En alle mannen van Israel verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand. 

Nu terugziende gaf Abba YHVH een inzicht die bevestigt wat ik gedurende deze tijd  heel duidelijk ervaar.

Is dat niet wonderlijk?

We lezen verder:

1Ki 8:1  Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen, onder de kinderen Israels, tot den koning Salomo te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion.
1Ki 8:2  En alle mannen van Israel verzamelden zich tot den koning Salomo, in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand.
1Ki 8:3  En al de oudsten van Israel kwamen; en de priesters namen de ark op.
1Ki 8:4  En zij brachten de ark des HEEREN en de tent der samenkomst opwaarts mitsgaders al de heilige vaten, die in de tent waren; en de priesters en de Levieten brachten dezelve opwaarts.
1Ki 8:5  De koning Salomo nu en de ganse vergadering van Israel, die bij hem vergaderd waren, waren met hem voor de ark, offerende schapen en runderen, die vanwege de menigte niet konden geteld, noch gerekend worden.
1Ki 8:6  Alzo brachten de priesteren de ark des verbonds des HEEREN tot haar plaats, tot de aanspraakplaats van het huis, tot het heilige der heiligen, tot onder de vleugelen der cherubim.
1Ki 8:7  Want de cherubim spreidden beide vleugelen over de plaats der ark; en de cherubim overdekten de ark en haar handbomen van boven.
1Ki 8:8  Daarna schoven zij de handbomen verder uit, dat de hoofden der handbomen gezien werden uit het heiligdom voor aan de aanspraakplaats, maar buiten niet gezien werden; en zij zijn aldaar tot op dezen dag.
1Ki 8:9  Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen, die Mozes bij Horeb daarin gelegd had, als de HEERE een verbond maakte met de kinderen Israels, toen zij uit Egypteland uitgetogen waren. 

Vanwege de juiste intentie gebeurt het volgende:

1Ki 8:10  En het geschiedde, als de priesters uit het heilige uitgingen, dat een wolk het huis YHVHs/des HEEREN vervulde. 
1Ki 8:11  En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid YHVHs/des HEEREN had het huis YHVHs vervuld. 

1Ki 8:12  Toen zeide Salomo: De HEERE heeft gezegd, dat Hij in donkerheid zou wonen. 
1Ki 8:13  Ik heb immers een huis gebouwd, U ter woonstede, een vaste plaats tot Uw eeuwige woning. 
1Ki 8:14  Daarna wendde de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente van Israel; en de ganse gemeente van Israel stond. 

Op de achtste dag, Shemini Atzeret, gaat Salomo YHVH zegenen door het volk te vertellen wat YHVH gedaan heeft:

1Ki 8:15  En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God Israels, Die met Zijn mond tot mijn vader David gesproken heeft, en heeft het met Zijn hand vervuld, zeggende: 
1Ki 8:16  Van dien dag af, dat Ik Mijn volk Israel uit Egypteland uitgevoerd heb, heb Ik geen stad verkoren uit alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, dat Mijn Naam daar zou wezen; maar Ik heb David verkoren, dat hij over Mijn volk Israel wezen zou. 
1Ki 8:17  Het was ook in het hart van mijn vader David, een huis den Naam van den HEERE, den God Israels, te bouwen. 
1Ki 8:18  Maar de HEERE zeide tot David, mijn vader: Dewijl dat in uw hart geweest is Mijn Naam een huis te bouwen, gij hebt welgedaan, dat het in uw hart geweest is. 
1Ki 8:19  Evenwel gij zult dat huis niet bouwen; maar uw zoon, die uit uw lendenen voortkomen zal, die zal Mijn Naam dat huis bouwen. 
1Ki 8:20  Zo heeft de HEERE bevestigd Zijn woord, dat Hij gesproken had; want ik ben opgestaan in de plaats van mijn vader David, en ik zit op den troon van Israel, gelijk als de HEERE gesproken heeft; en ik heb een huis gebouwd den Naam des HEEREN, des Gods van Israel. 
1Ki 8:21  En ik heb daar een plaats beschikt voor de ark, waarin het verbond des HEEREN is, hetwelk Hij met onze vaderen maakte, als Hij hen uit Egypteland uitvoerde. 

Dan vervolgt Salomo en neemt de plaats in van voorbidder:

1Ki 8:22  En Salomo stond voor het altaar des HEEREN, tegenover de ganse gemeente van Israel, en breidde zijn handen uit naar den hemel; 
1Ki 8:23  En hij zeide: HEERE, God van Israel, er is geen God, gelijk Gij, boven in den hemel, noch beneden op de aarde, houdende het verbond en de weldadigheid aan Uw knechten, die voor Uw aangezicht met hun ganse hart wandelen; 
1Ki 8:24  Die Uw knecht, mijn vader David, gehouden hebt, wat Gij tot hem gesproken hadt; want met Uw mond hebt Gij gesproken, en met Uw hand vervuld, gelijk het te dezen dage is. 
1Ki 8:25  En nu HEERE, God van Israel, houd Uw knecht, mijn vader David, wat Gij tot hem gesproken hebt, zeggende: Geen man zal u van voor Mijn aangezicht afgesneden worden, die op den troon van Israel zitte; alleenlijk zo uw zonen hun weg bewaren, om te wandelen voor Mijn aangezicht, gelijk als gij gewandeld hebt voor Mijn aangezicht. 
1Ki 8:26  Nu dan, o God van Israel, laat toch Uw woord waar worden, hetwelk Gij gesproken hebt tot Uw knecht, mijn vader David. 
1Ki 8:27  Maar waarlijk, zou God op de aarde wonen? Zie, de hemelen, ja, de hemel der hemelen zouden U niet begrijpen, hoeveel te min dit huis, dat ik gebouwd heb! 
1Ki 8:28  Wend U dan nog tot het gebed van Uw knecht, en tot zijn smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep en naar het gebed, dat Uw knecht heden voor Uw aangezicht bidt. 
1Ki 8:29  Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats, van dewelke Gij gezegd hebt: Mijn Naam zal daar zijn; om te horen naar het gebed, hetwelk Uw knecht bidden zal in deze plaats. 
1Ki 8:30  Hoor dan naar de smeking van Uw knecht, en van Uw volk Israel, die in deze plaats zullen bidden; en Gij, hoor in de plaats Uwer woning, in den hemel, ja, hoor, en vergeef. 
1Ki 8:31  Wanneer iemand tegen zijn naaste zal gezondigd hebben, en hij hem een eed des vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken; en de eed des vloeks voor Uw altaar in dit huis komen zal; 
1Ki 8:32  Hoor Gij dan in den hemel, en doe, en richt Uw knechten, veroordelende den ongerechtige, gevende zijn weg op zijn hoofd, en rechtvaardigende den gerechtige, gevende hem naar zijn gerechtigheid. 
1Ki 8:33  Wanneer Uw volk Israel zal geslagen worden voor het aangezicht des vijands, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en zich tot U bekeren, en Uw Naam belijden, en tot U in dit huis bidden en smeken zullen; 
1Ki 8:34  Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt. 
1Ki 8:35  Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult hebben; 
1Ki 8:36  Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt. 
1Ki 8:37  Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal; 
1Ki 8:38  Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal; 
1Ki 8:39  Hoor Gij dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen; 
1Ki 8:40  Opdat zij U vrezen al de dagen, die zij leven zullen in het land, dat Gij onzen vaderen gegeven hebt. 
1Ki 8:41  Zelfs ook aangaande den vreemde, die van Uw volk Israel niet zal zijn, maar uit verren lande om Uws Naams wil komen zal; 
1Ki 8:42  (Want zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten arm) als hij komen en bidden zal in dit huis; 
1Ki 8:43  Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb. 
1Ki 8:44  Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijand uittrekken zal door den weg, dien Gij hen henen zenden zult, en zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb; 
1Ki 8:45  Hoor dan in den hemel hun gebed en hun smeking, en voer hun recht uit. 
1Ki 8:46  Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat verre of nabij is. 
1Ki 8:47  En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk weggevoerd hebben, zeggende: Wij hebben gezondigd, en verkeerdelijk gedaan, wij hebben goddelooslijk gehandeld; 
1Ki 8:48  En zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart, en met hun ganse ziel, in het land hunner vijanden, die hen gevankelijk weggevoerd zullen hebben; en tot U bidden zullen naar den weg van hun land (hetwelk Gij hun vaderen gegeven hebt), naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb; 
1Ki 8:49  Hoor dan in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, hun gebed en hun smeking en voer hun recht uit; 
1Ki 8:50  En vergeef aan Uw volk, dat zij tegen U gezondigd zullen hebben, en al hun overtredingen, waarmede zij tegen U zullen overtreden hebben; en geef hun barmhartigheid voor het aangezicht dergenen, die ze gevangen houden, opdat zij zich hunner ontfermen; 
1Ki 8:51  Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit Egypteland, uit het midden des ijzeren ovens; 
1Ki 8:52  Opdat Uw ogen open zijn tot de smeking van Uw knecht, en tot de smeking van Uw volk Israel, om naar hen te horen, in al hun roepen tot U. 
1Ki 8:53  Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd, uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken hebt door den dienst van Mozes, Uw knecht, als Gij onze vaderen uit Egypte uitvoerdet, Heere HEERE!

Daarna staat Salomo op en zegent het volk met het noemen van YHVHs trouw aan Zijn verbond:

1Ki 8:54  Het geschiedde nu, als Salomo voleind had dit ganse gebed, en deze smeking tot den HEERE te bidden, dat hij van voor het altaar des HEEREN opstond, van het knielen op zijn knieen, met zijn handen uitgebreid naar den hemel; 
1Ki 8:55  Zo stond hij, en zegende de ganse gemeente van Israel, zeggende met luider stem: 
1Ki 8:56  Geloofd zij de HEERE, Die aan Zijn volk Israel rust gegeven heeft, naar alles, wat Hij gesproken heeft! Niet een enig woord is er gevallen van al Zijn goede woorden, die Hij gesproken heeft door den dienst van Mozes, Zijn knecht. 
1Ki 8:57  De HEERE, onze God, zij met ons, gelijk als Hij geweest is met onze vaderen; Hij verlate ons niet, en begeve ons niet; 
1Ki 8:58  Neigende tot Zich ons hart, om in al Zijn wegen te wandelen, en om te houden Zijn geboden, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, dewelke Hij onzen vaderen geboden heeft. 
1Ki 8:59  En dat deze mijn woorden, waarmede ik voor den HEERE gesmeekt heb, mogen nabij zijn voor den HEERE, onzen God, dag en nacht; opdat Hij het recht van Zijn knecht uitvoere, en het recht van Zijn volk Israel, elkeen dagelijks op zijn dag. 
1Ki 8:60  Opdat alle volken der aarde weten, dat de HEERE die God is, niemand meer; 
1Ki 8:61  En ulieder hart volkomen zij met den HEERE, onzen God, om te wandelen in Zijn inzettingen, en Zijn geboden te houden, gelijk te dezen dage. 

Daarna gaat hij over op het destijds gebruikelijke offeren:

1Ki 8:62  En de koning, en gans Israel met hem, offerden slachtofferen voor het aangezicht des HEEREN. 
1Ki 8:63  En Salomo offerde ten dankoffer, dat hij den HEERE offerde, twee en twintig duizend runderen, en honderd en twintig duizend schapen. Alzo hebben zij het huis des HEEREN ingewijd, de koning en al de kinderen Israels. 
1Ki 8:64  Ten zelfden dage heiligde de koning het middelste des voorhofs, dat voor het huis des HEEREN was, omdat hij aldaar het brandoffer en het spijsoffer bereid had, mitsgaders het vet der dankofferen; want het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, was te klein, om de brandofferen, en de spijsofferen, en het vet der dankofferen te vatten. 
1Ki 8:65  Terzelfder tijd ook hield Salomo het feest, en gans Israel met hem, een grote gemeente, van den ingang af van Hamath tot de rivier van Egypte, voor het aangezicht des HEEREN, onzes Gods, zeven dagen en zeven dagen, zijnde veertien dagen. 

1Ki 8:66  Op den achtsten dag liet hij het volk gaan, en zij zegenden den koning; daarna gingen zij naar hun tenten, blijde en goedsmoeds over al het goede, dat de HEERE aan David, Zijn knecht, en aan Israel, Zijn volk, gedaan had. 

Ik denk dat Abba YHVH op voorhand onderwijs gaf hoe in de bres te staan voor hen die Hem niet eerst geraadpleegd hebben alvorens aan de slag te gaan.

Is het niet dat Hij het Zijn beminden in de slaap geeft?

Ik verwonder mij, omdat ik een Nazareth als achterland heb gehad, waarvan men vraagt of daar wel iets goeds uit zou kunnen voortkomen.

Het was in een tijd dat iemand mij schreef,dat onderstaande woorden voor mij waren en ik mij opnieuw verwonderde dat Hij aan alles denkt. Zó groot is Vader!

Hij doorziet de harten en Hij geeft wat nodig is.

Isa 57:18  Ik zie hun wegen, en Ik zal hen genezen; en Ik zal hen geleiden, en hun vertroostingen wedergeven, namelijk aan hun treurigen.
Isa 57:19  Ik schep de vrucht der lippen, vrede, vrede dengenen, die verre zijn, en dengenen, die nabij zijn, zegt YHVH/ de HEERE, en Ik zal hen genezen. 

Daarom en alleen om Zijns Naams wille hebben wij een taak. Om Hem te vragen hoe wij bidden zullen voor hen die Hij in onze gedachten brengt of wij hen nu kennen of niet. De Johannesbrief geeft in het hogepriesterlijk gebed van Yeshua zoveel toestemming en aanmoediging,dat wij kunnen volharden in voorbede. Hij zal het maken, omdat Hij het gezegd heeft.~HalleluYah!

1Jn 2:1  Mijn kinderkens, ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt. En indien iemand gezondigd heeft, wij hebben een Voorspraak bij den Vader, Yeshua de Gezalfde/ Jezus Christus, den Rechtvaardige;
1Jn 2:2  En Hij is een verzoening voor onze zonden; en niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.

Uit Hem, door Hem en tot hem zijn alle dingen- Romeinen 11:36

Beproef mijn woorden!


2 reacties

Een historisch perspectief op Hanukkah

Het is deze tijd Hanukkah, een gedenktijd voor Judah om de strijd, volharding en overwinning te gedenken, waarin een handjevol moedige mensen een grote overmacht met de zegen van de Allerhoogste de geschiedenis inging.Het feest wordt op allerlei wijze gevierd. Door de jaren gaand en niet opgegroeid in de joodse cultuur,maakte mij onderzoekend, om te zien wat voor betekenis het voor ons persoonlijk heeft.
Vanwege m’n instelling om de achtergrond van zaken te onderzoeken en niet mee te willen gaan met alleen maar uiterlijkheden, maakt dat ik  Hanukkah nuchter wil bekijken om niet aan de diepte van vernieuwing van beide huizen voorbij te gaan. Daarom was het schrijven van Ephraim & Rimona Frank voor mij een welkome verfrissing!
Recentelijk in de Hebreeënbrief enige waarheden gevonden die Ephraim in zijn schrijven eveneens aanstipt, wanneer hij de Corinthe2 aanhaalt.

 

                                             spring2017 picture download 060 Menorah, teken van Messias

                                                  Geweven door Chana

“De profeet Daniël (in de 6e eeuw voor Christus) voorzag de opkomst van het Griekse rijk, de uiteindelijke opsplitsing in vier delen en vooral gewezen op het regime van Antiochus IV Epiphanes, de Seleucidische koning die aan de macht kwam in 175 voor Christus. (Zie Daniël 11: 1-4; 21-25).
Het was tegen deze koning en zijn wrede edicten dat de Maccabische familie een opstand leidde in de jaren 167-160 voor Christus, met een goede reden.
De religieuze verboden tegen de Joodse bevolking in Israël in die tijd waren zeer streng, resulterend in afschuwelijke straffen voor iedereen die deze edicten durfde tegen te gaan.
De proces van de militante rebellie was kort, wat niet alleen resulteerde in religieuze vrijheid, maar ook in het bereiken van autonomie voor de Joden van de Griekse / Seleucidische controle.

Vanaf dat moment namen de Makkabeeën, die een priesterlijk gezin waren, de leiding van Judea op zich en handelden in verschillende hoedanigheden, maar onthilden zich van de rechterlijke macht en koninklijke plichten (terwijl ze een pact met Rome sloten, dat de weg vrijmaakte voor de laatste om de beginnende staat beginnen te beïnvloeden). In het jaar 104 B.C. John Aristobulus I en vervolgens zijn broer Alexander Jannaeus verklaarden zich zowel koningen als hogepriesters. Vanaf dat punt begonnen de dingen  af te nemen, resulterend in een morele, spirituele en nationale achteruitgang van het ‘koninkrijk’, zoals we een eeuw later zien ten tijde van Yeshua. Het is duidelijk dat de familie die zo op wonderbaarlijke wijze tegen alle verwachtingen in een oorlog met een supermacht won, niet de beginselen die ze hadden nagestreefd, hoog hield en het volk van Israël-Judea verried.

Hoewel deze kronieken van de opstand geen deel uitmaken van de Schrift, maar zoals we hierboven zagen, was er een duidelijke verwijzing naar wat er een paar eeuwen tevoren in Judea zou gebeuren.

Aangezien de herdenking en reiniging van de tempel (in het jaar 138 v.Chr.) Hanukkah is (of zou moeten zijn), laten we ons dan wenden tot een bijbelse tekst (rond 520 voor Christus) die uitsluitend gericht is op de Tempel van Elohim en zijn plaats in het leven van het volk van Israël:
Dat is het boek van de profeet Haggaï.
Dit korte boek heeft nogal wat dingen te zeggen over het Huis van Elohim en zijn heiligheid. Bovendien, aangezien de historische datum van de Hanukkahviering de 25e van de 9e maand (Kislev) is, verwijst Haggai driemaal naar de 24e van de 9e maand (die allemaal op hetzelfde jaar zijn, “het tweede jaar van Darius”) , hoofdstuk 2:10, 18, 20) bijna 400 jaar vóór de Hanukkah-gebeurtenis..

In feite zegt hij in 2:18: “Bedenk nu vanaf deze dag, vanaf de vierentwintigste dag van de negende maand, vanaf de dag dat de grondlegging van de tempel van YHVH werd gelegd – houd rekening met:” (cursivering toegevoegd). Haggai leefde in de tijd van de terugkeer naar Sion, na de 70-jarige ballingschap in Babylon, toen de tweede Tempel werd gebouwd. Die profeet maakte zich grote zorgen over het nieuwe huis van Elohim, de goede fundamenten en de juiste zorg en houding van degenen die erbij zouden zijn.

In het boek dat volgt op Haggaï, Zacharias, wordt hetzelfde jaar (Darius ‘2e) opnieuw genoemd, met profetieën die betrekking hebben op Jeruzalem, op Sion EN, nogmaals, op het huis van YHVH. Maar hier is het YHVH Zelf die Zijn ijver voor die plaatsen verklaart, en Zijn woord van belofte betreffende hen: “Verkondig, zeggende,” aldus zegt YHVH Tzevaot: “Alzo zegt YHVH der heirscharen: Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een groten ijver. 

Zec 1:15  En Ik ben met een zeer groten toorn vertoornd tegen die geruste heidenen; want Ik was een weinig toornig, maar zij hebben ten kwade geholpen. 
Zec 1:16  Daarom zegt YHVH alzo: Ik ben tot Jeruzalem wedergekeerd met ontfermingen; Mijn huis zal daarin gebouwd worden, spreekt YHVH der heirscharen, en het richtsnoer zal over Jeruzalem uitgestrekt worden. 
Zec 1:17  Roep nog, zeggende: Alzo zegt YHVH der heirscharen: Mijn steden zullen nog uitgespreid worden vanwege het goede; want YHVH zal Sion nog troosten, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.  ” (Zach.1: 14b-17).

Een paar eeuwen later demonstreerde Yeshua Zijn ijver voor het toen bestaande Huis van Elohim. Mattheüs 21: 12-13: “Toen ging Yeshua naar de tempel van Elohim en verdreef allen die in de tempel kochten en verkochten, en veranderde de tafels van de geldwisselaars en de zetels van degenen die duiven verkochten, en Hij zei tegen “Er staat geschreven:” Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd “, maar u hebt het tot een ‘hol van dieven’ gemaakt. ‘Hij zei ook tegen de kooplieden:’ Maak van mijn vaders huis geen huis van koopwaar “(Johannes 2:16).” En Hij wilde niet dat iemand goederen door de tempel droeg “(Marcus 11:16).Het was precies dezelfde scène en locatie die Yeshua ook toevoegde: “Vernietig deze tempel en binnen drie dagen zal ik hem oprichten.” Toen zeiden de Joden: ‘Het heeft zesenveertig jaar geduurd om deze tempel te bouwen en zal Steekt u het in drie dagen op? “Maar Hij sprak over de tempel van zijn lichaam (Johannes 2: 19-21). “De tempel van zijn lichaam” !? Ja, het lichaam van Yeshua dat voor ons is gegeven (zie Lucas 22:19). Als we deze gedachtegang een stap verder volgen, vertelt de Bijbel ons ook dat wij ook de ‘tempel’ zijn.

Daarom spoort Paulus aan: “Vorm geen ongelijk span met ongelovigen. Want wat voor gemeenschap heeft gerechtigheid met wetteloosheid? En welke gemeenschap heeft licht met duisternis? En welk akkoord heeft de Messias met Belial? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenstemming heeft de tempel van Elohim met afgoden? Want u bent de tempel van de levende Elohim, zoals Elohim heeft gezegd: ‘Ik zal in hen wonen en onder hen wandelen. Ik zal hun Elohim zijn, en zij zullen Mijn volk zijn. “Daarom” Kom uit uit hun midden en scheidt u af “, zegt YHVH. Raakt niet wat onrein is en ik zal u ontvangen. Ik zal een Vader voor u zijn, en jullie zullen Mijn zonen en dochters zijn, ‘zegt YHVH Almachtig’ (2 Korinthiërs 6: 14-18 nadruk toegevoegd).

We hebben een lange reis gemaakt door YHVH’s huis of tempel, maar is dit niet de essentie van de viering van deze tijd van het jaar? Moge deze Chanoeka inderdaad voor ons een feest van licht zijn als we Degene die “het Licht van de wereld” is, vieren en die ons vertelde dat “Hij die Mij volgt, niet in duisternis zal wandelen, maar het licht des levens heeft” ( Johannes 8:12), en dat wij, net als Hij, “het licht van de wereld” zullen zijn (Mattheüs 5:14). Met gereinigde tempels zal zeker Zijn licht door ons “zo schijnen voor de mensen, dat zij moge uw / onze goede werken zien en uw / onze Vader in de hemel verheerlijken “(Mattheüs 5:16).”

Eze 36:37  Alzo zegt YHVH: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israels verzocht worden, dat Ik het hun doe
Restore us again: