Tegenhetlicht

Terug naar de Oude paden


1 reactie

Zie, ik stel u heden voor…

Opmerkelijk dat in één week tijds mij twee keer iets toevertrouwd werd, dat belangrijk genoeg is om te vermelden.

De woorden die ik duidelijk doorkreeg, brachten mij onder andere de volgende verzen in gedachten.

Joe_2:28  En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien;
Act_2:17  En het zal zijn in de laatste dagen, (zegt God) Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen.

In Joël wordt met “Ouden” de volgende betekenis zichtbaar:

H2205 zik-nei-Chem
זָקֵן
zâqên
zaw-kane’
From H2204; old: – aged, ancient (man), elder (-est), old (man, men and . . . women), senator.

In Handelingen:
πρεσβύτερος
presbuteros
pres-boo’-ter-os
Comparative of πρέσβυς presbus (elderly); older; as noun, a senior; specifically an Israelite Sanhedrist (also figuratively, member of the celestial council) or Christian “presbyter”: – elder (-est), old.

Zoals ik het begrijp wordt met “ouden” personen bedoeld die langer op weg zijn op het pad van schriftuurlijk geloof.

Woorden die ik na het ontwaken op 4 december jl hoorde herhalen, als onderdeel in een nachtelijk gesprek:

Ik stel u heden voor, het goede en het kwade…

Die woorden kwamen mij bekend voor en zocht ze op in het Woord:

Deut 30: 15  Ziet, ik heb u heden voorgesteld het leven, en het goede, en den dood, en het kwade.

Voor ik ze uitdiep in een breder perspectief, kwam de volgende hieronder geschreven gedachte:

Overeenkomstig de keuze zal de vrucht zijn oftewel het resultaat.

Nu wil het geval zijn, dat de vorige boodschap in dezelfde week was, dat Abba YHVH Zijn volkje Israel veilig gesteld heeft en zou de boodschap in Deuteronomium daar ook wat mee te maken hebben?

Voor nu?

Jazeker!

Zie, Ik stel u heden voor…

Heden…vandaag de dag…

Mozes geeft door wat YHVH hem vertelde, nadat het volk hem had verkozen het woord te doen. Dat wat niet de keuze van Abba YHVH overigens. En wat geeft Mozes door?

Deu 30:16  Want ik gebiede u heden, YHVH,, uw God, lief te hebben, in Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn geboden, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, opdat gij levet en vermenigvuldiget, en YHVH, uw God, u zegene in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven. 

In Zijn wegen te wandelen, Zijn geboden te houden (bewaren), Zijn inzettingen en Zijn rechten, opdát…

Deu 30:17  Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet horen zult, en gij gedreven zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en dezelve dient; 

Dán:

Deu 30:18  Zo verkondig ik ulieden heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, om daarin te komen, dat gij het erfelijk bezit. 

Deu 30:19  Ik neem heden tegen ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den zegen en den vloek! Kiest dan het leven, opdat gij levet, gij en uw zaad;
Deu 30:20  Liefhebbende YHVH, uw God, Zijner stem gehoorzaam zijnde, en Hem aanhangende; want Hij is uw leven en de lengte uwer dagen; opdat gij blijft in het land, dat YHVH uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven.

Wie zijn die andere goden heden ten dage?

Steunen op rijkdom? Eigen sterkte? Idolen, mensen?

Of let het nog nauwer?

Want zijn rijkdom en sterk zijn op zich een vloek?

Nee toch…het is de eer eraan die men op de eerste plaats stelt zonder de Bron te vermelden door wie de welvarenheid en sterkte verkregen werd.

Zie Hosea, die het voortreffelijk verwoordt:

Hos_2:7  Zij bekent toch niet, dat Ik haar het koren, en den most, en de olie gegeven heb, en haar het zilver en goud vermenigvuldigd heb, dat zij tot den Baal gebruikt hebben.

Hos 2:8  Daarom zal Ik wederkomen, en Mijn koren wegnemen op zijn tijd, en Mijn most op zijn gezetten tijd; en Ik zal wegrukken Mijn wol en Mijn vlas, dienende om haar naaktheid te bedekken. 

Teruggaande naar de woorden “Zie, ik stel u heden voor het goede en het kwade in hoofdstuk 30 van het boek Deuteronomium, geeft aan dat voorgaande hoofdstukken 28 en 29 de zegen en de vloek uitleggen. Overeenkomstig onze keuze zal het resultaat zijn.

Verblinding komt over ons als wij YHVH niet de allereerste en hoogste eer geven, door aan te geven dat Hij het is Die ons kracht geeft om sterk te zijn; dat Hij het is Die ons welvaren geeft; Dat Hij het is Die mensen op ons pad brengt; dat Hij het is Die ons draagt in lijden om Zijn Naams wil, dat Hij ons loutert als wij struikelen en dat Hij het is Die ons opricht. Dat Hij het is, waardoor wij wijze inzichten ontvangen in besluitvorming of keuze.

Het goede staat beschreven in Deuteronomium 28: 1-14; het kwade in Deut 28:15-68.

Bedenk dat het volkje Israel door YHVH verkozen werd en Hij hen de zegen én vloek voorlegde. Als verbondsvolk was het ja of nee van hun kant uit. Er kwam een nee weten we, daarom voerde Abba YHVH een ultieme mogelijkheid door Yeshua in te zetten.

Bedenk ook dat het volkje Israel niet bestond uit één stam, maar uit twaalf stammen, hun metgezellen en veel vermengd volk. Zij begonnen aan de reis voorbij de berg. De bijbelse geschiedenis vertelt ons nauwkeurig het verslag. En het geschreven Woord van YHVH is de enige leidraad om tot een zorgvuldig inzicht te komen.

Dan gaan we inzien dat bepaalde gebeurtenissen niet plaatsvinden als lijden om YHVHs wil, maar dat zij gevolgen zijn van de eer aan mensen geven in plaats van aan YHVH.

En als we dat inzicht ontvangen is het zaak om teshuvah(bekering) te doen, om te keren en de eer te geven aan Hem Die het toekomt.

Dát is het praktisch in werking zetten van het antwoord onze Schepper Die eenzijdig een verbond met ons aanging bij Abraham.

Gen_17:5  En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken.

Herhaald ondermeer in:

Gen_48:19  Maar zijn vader weigerde het, en zeide: Ik weet het, mijn zoon! ik weet het; hij zal ook tot een volk worden, en hij zal ook groot worden; maar nochtans zal zijn kleinste broeder groter worden dan hij, en zijn zaad zal een volle menigte van volkeren worden.

Alleen volkeren?

We weten uit de Hebreeënbrief, dat wat er aan volksverschillen onder aan de berg stond, een voorbeeld voor ons mag zijn, wie Vaders verbondsvolk is.

Niet uit oog verliezen wat de voorwaarden van Abba YHVH zijn, dan zullen we tot het goede besluit komen en Hem de juiste eer geven die Hem toekomt.

Alle eer aan Hem Die mij leven gaf.

Beproef wat ik probeer uit te leggen, hartelijk dank!

Naschrift: Alle woorden die de Vader richt aan mensen zijn vanuit het verbond, dat Hij eenzijdig bezegelde; eerst met dieren (eerste verbond), later met Yeshua (vernieuwde verbond). Wij kunnen als mens de woorden niet naar onze eigen willekeur uitzoeken en kiezen. Hij stelt ons de voorwaarden en aan ons de keus om in het verbond met Hem te komen. Overeenkomstig onze keuze zal het resultaat zijn.


Een reactie plaatsen

Abraham’s verantwoordelijkheid

Vandaag kwam de gedachte in mij op over de geschiedenis van Abraham, hoe hij voor zijn zoon Izak een vrouw zocht uit zijn eigen volk. Dat kan men lezen in Genesis 24: 3 en 4.

Abraham wil beslist geen vrouw voor zijn zoon die niet de normen en waarden kent en doet, die hij zijn zoon geleerd heeft. Wat een voorbeeld voor ons vandaag de dag!

Gen 24:3  Opdat ik u doe zweren bij YHVH,, den God des hemels, en den God der aarde, dat gij voor mijn zoon geen vrouw nemen zult van de dochteren der Kanaanieten, in het midden van welke ik woon; 
Gen 24:4  Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult. 

Gen 24:5  En die knecht zeide tot hem: Misschien zal die vrouw mij niet willen volgen in dit land; zal ik dan uw zoon moeten wederbrengen in het land, waar gij uitgetogen zijt? 

Abraham heeft een groot geloof en hij zegt:

Gen 24:6  En Abraham zeide tot hem: Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt! 
Gen 24:7  YHVH, de God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap genomen heeft, en Die tot mij gesproken heeft, en Die mij gezworen heeft, zeggende: Aan uw zaad zal Ik dit land geven! Die Zelf zal Zijn Engel voor uw aangezicht zenden, dat gij voor mijn zoon van daar een vrouw neemt. 

Zo rechtvaardig en schriftuurlijk getrouw zegt Abraham de volgende woorden:

Gen 24:8  Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van dezen mijn eed; alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen.
Gen 24:9  Toen legde de knecht zijn hand onder de heup van Abraham, zijn heer, en hij zwoer hem over deze zaak. (zie vers 1 en 2).

Abraham vertrouwde vast op YHVH uitgaande van de belofte die Hij aan Abraham gedaan had en in die lijn handelde zijn knecht ook:

Gen 24:10  En die knecht nam tien kemelen van zijns heren kemelen, en toog heen; en al het goed zijns heren was in zijn hand; en hij maakte zich op, en toog heen naar Mesopotamie, naar de stad van Nahor.
Gen 24:11  En hij deed de kemelen nederknielen buiten de stad, bij een waterput, des avondtijds, ten tijde, als de putsters uitkwamen.
Gen 24:12  En hij zeide: YHVH! God van mijn heer Abraham! doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer.
Gen 24:13  Zie, ik sta bij de waterfontein, en de dochteren der mannen dezer stad zijn uitgaande om water te putten; 

En hij vraagt Abba YHVH om een teken:

Gen 24:14  Zo geschiede, dat die jonge dochter, tot welke ik zal zeggen: Neig toch uw kruik, dat ik drinke; en zij zal zeggen: Drink, en ik zal ook uw kemelen drenken; diezelve zij, die Gij Uw knecht Izak toegewezen hebt, en dat ik daaraan bekenne, dat Gij weldadigheid bij mijn heer gedaan hebt. 

Staat er niet geschreven dat eer wij roepen, Hij antwoorden zal, Laten wij de geschiedenis met aandacht lezen:

Gen 24:15  En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, de zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, de broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder.
Gen 24:16  En die jonge dochter was zeer schoon van aangezicht, een maagd, en geen man had haar bekend; en zij ging af naar de fontein, en vulde haar kruik, en ging op.
Gen 24:17  Toen liep die knecht haar tegemoet, en hij zeide: Laat mij toch een weinig waters uit uw kruik drinken.
Gen 24:18  En zij zeide: Drink, mijn heer! en zij haastte zich en liet haar kruik neder op haar hand, en gaf hem te drinken.
Gen 24:19  Als zij nu voleindigd had van hem drinken te geven, zeide zij: Ik zal ook voor uw kemelen putten, totdat zij voleindigd hebben te drinken.
Gen 24:20  En zij haastte zich, en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep weder naar den put om te putten, en zij putte voor al zijn kemelen. 

Wanneer wij Abba YHVH om een zaak of situatie vragen, krijgen wij oog voor details:
Gen 24:21  En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken, of YHVH zijn weg voorspoedig gemaakt had, of niet. 

Voorts heeft hij haar gevraagd, zie vers 23:

Gen 24:22  En het geschiedde, als de kemelen voleindigd hadden te drinken, dat die man een gouden voorhoofdsiersel nam, welks gewicht was een halve sikkel, en twee armringen aan haar handen, welker gewicht was tien sikkelen gouds.
Gen 24:23  Want hij had gezegd: Wiens dochter zijt gij? geef het mij toch te kennen; is er ook ten huize uws vaders plaats voor ons, om te vernachten?
Gen 24:24  En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, den zoon van Milka, die zij Nahor gebaard heeft.
Gen 24:25  Voorts had zij tot hem gezegd: Ook is er stro en veel voeders bij ons, ook plaats om te vernachten. 

De knecht heeft meer dan voldoende tekenen ontvangen. Hij kan en wil niet anders dan Abba YHVH loven en prijzen:

Gen 24:26  Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE;
Gen 24:27  En hij zeide: Geloofd zij YHVH, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, YHVH heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen. 

De geschiedenis gaat verder en is zó vol van waardevolle details:

Gen 24:28  En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren. 
Gen 24:29  En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot dien man naar buiten tot de fontein. 
Gen 24:30  En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken, zo kwam hij tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein. 
Gen 24:31  En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des YHVH’s! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen. 
Gen 24:32  Toen kwam die man naar het huis toe, en men ontgordde de kemelen, en men gaf den kemelen stro en voeder; en water om zijn voeten te wassen, en de voeten der mannen, die bij hem waren. 

Gen 24:33  Daarna werd hem te eten voorgezet; maar hij zeide: Ik zal niet eten, totdat ik mijn woorden gesproken heb. En hij zeide: Spreek! 

Abrahams dienaar vertelt gedetaileerd de gehele geschiedenis, wat eraan vooraf ging en hoe het hem gegaan is:
Gen 24:34  Toen zeide hij: Ik ben een knecht van Abraham;
Gen 24:35  En YHVH heeft mijn heer zeer gezegend, zodat hij groot geworden is; en Hij heeft hem gegeven schapen, en runderen, en zilver, en goud, en knechten, en maagden, en kemelen, en ezelen.
Gen 24:36  En Sara, de huisvrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft. 


Gen 24:37  En mijn heer heeft mij doen zweren, zeggende: Gij zult voor mijn zoon geen vrouw nemen van de dochteren der Kanaanieten, in welker land ik wone;
Gen 24:38  Maar gij zult trekken naar het huis mijns vaders, en naar mijn geslacht, en zult voor mijn zoon een vrouw nemen!

Abrahams dienaar vertelt dat hij Abraham vraagt als het eens anders zou kunnen lopen:


Gen 24:39  Toen zeide ik tot mijn heer: Misschien zal mij de vrouw niet volgen.
Gen 24:40  En hij zeide tot mij: YHVH, voor Wiens aangezicht ik gewandeld heb, zal Zijn Engel met u zenden, en Hij zal uw weg voorspoedig maken, dat gij voor mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis.
Gen 24:41  Dan zult gij van mijn eed rein zijn, wanneer gij tot mijn geslacht zult gegaan zijn; en indien zij haar u niet geven, zo zult gij rein zijn van mijn eed. 

Bij de fontein:
Gen 24:42  En ik kwam heden aan de fontein; en ik zeide: O, HEERE! God van mijn heer Abraham! zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult, op welke ik ga;
Gen 24:43  Zie, ik sta bij de waterfontein; zo geschiede, dat de maagd, die uitkomen zal om te putten, en tot welke ik zeggen zal: Geef mij toch een weinig waters te drinken uit uw kruik;
Gen 24:44  En zij tot mij zal zeggen: Drink gij ook, en ik zal ook uw kemelen putten; dat deze die vrouw zij, die de HEERE aan den zoon van mijn heer heeft toegewezen.
Gen 24:45  Eer ik geeindigd had te spreken in mijn hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar schouder, en zij kwam af tot de fontein en putte; en ik zeide tot haar: Geef mij toch te drinken!
Gen 24:46  Zo haastte zij zich en liet haar kruik van zich neder, en zeide: Drink gij, en ik zal ook uw kemelen drenken; en ik dronk, en zij drenkte ook de kemelen.
Gen 24:47  Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo leide ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen; 

Hij vervolgt hoe hij niet anders kon dan YHVH aanbidden:
Gen 24:48  En ik neigde mijn hoofd, en aanbad YHVH; en ik loofde YHVH, den God van mijn heer Abraham, Die mij op den rechten weg geleid had, om de dochter des broeders van mijn heer voor zijn zoon te nemen.
Gen 24:49  Nu dan, zo gijlieden weldadigheid en trouw aan mijn heer doen zult, geeft het mij te kennen; en zo niet, geeft het mij ook te kennen, opdat ik mij ter rechter hand of ter linkerhand wende.
Gen 24:50  Toen antwoordde Laban, en Bethuel, en zeiden: Van den HEERE is deze zaak voortgekomen; wij kunnen kwaad noch goed tot u spreken.
Gen 24:51  Zie, Rebekka is voor uw aangezicht; neem haar en trek henen; zij zij de vrouw van den zoon uws heren, gelijk de HEERE gesproken heeft!
Gen 24:52  En het geschiedde, als Abrahams knecht hun woorden hoorde, zo boog hij zich ter aarde voor den HEERE.
Gen 24:53  En de knecht langde voort zilveren kleinoden, en gouden kleinoden, en klederen, en hij gaf die aan Rebekka; hij gaf ook aan haar moeder kostelijkheden.
Gen 24:54  Toen aten en dronken zij, hij en de mannen, die bij hem waren; en zij vernachtten, en zij stonden des morgens op, en hij zeide: Laat mij trekken tot mijn heer! 

Haar broer en haar moeder hebben er vrede over maar willen haar nog enige dagen bij zich houden,maar de dienaar wil graag weer terug,waarop er een belangrijk volgend detail naar voren komt. Die van Rebekka zelf!


Gen 24:55  Toen zeide haar broeder, en haar moeder: Laat de jonge dochter enige dagen, of tien, bij ons blijven; daarna zult gij gaan.
Gen 24:56  Maar hij zeide tot hen: Houdt mij niet op, dewijl de HEERE mijn weg voorspoedig gemaakt heeft! laat mij trekken, dat ik tot mijn heer ga.
Gen 24:57  Toen zeiden zij: Laat ons de jonge dochter roepen, en haar mond vragen. 

Rebekka antwoordt het volgende:
Gen 24:58  En zij riepen Rebekka, en zeiden tot haar: Zult gij met dezen man trekken?

En zij antwoordde: Ik zal trekken.

Ze laten Rebekka gaan op grond van haar antwoord en zegenen haar:

Gen 24:59  Toen lieten zij Rebekka, hun zuster, en haar voedster trekken, mitsgaders Abrahams knecht en zijn mannen.
Gen 24:60  En zij zegenden Rebekka, en zeiden tot haar: O, onze zuster! wordt gij tot duizenden millioenen, en uw zaad bezitte de poort zijner haters!
Gen 24:61  En Rebekka maakte zich op met haar jonge dochteren, en zij reden op kemelen, en volgden den man; en die knecht nam Rebekka, en toog heen. 

Terwijl Izak uitgegaan was in het veld om te bidden, zag hij de kamelen komen:
Gen 24:62  Izak nu kwam, van daar men komt tot den put Lachai-roi; en hij woonde in het zuiderland.
Gen 24:63  En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen! 

Zij zagen elkaar voor het eerst:
Gen 24:64  Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel af.
Gen 24:65  En zij zeide tot den knecht: Wie is die man, die ons in het veld tegemoet wandelt? En de knecht zeide: Dat is mijn heer! Toen nam zij den sluier, en bedekte zich. 

De knecht verhaalde hoe het allemaal gegaan was:

Gen 24:66  En de knecht vertelde aan Izak al de zaken, die hij gedaan had. 

Daarna:
Gen 24:67  En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders dood.

Toen mij deze geschiedenis duidelijk werd dat Abba YHVH hierin de leiding kreeg en de uitkomst zo groots was en zo duidelijk gedetailleerd voor eenvoudige mensen, heeft het mij een leidraad gegeven.

Dat we voor onze kinderen in de eerste plaats bidden dat zij een toekomstige wederhelft ontmoeten die de zegen van YHVH heeft. Maar hen ook aansporen zelf te bidden en vragen voor iemand uit hun eigen “volk”, hoewel schriftuurlijk gezien de vader daarin een bijzondere verantwoording heeft. Daar ligt mijn inziens een verborgenheid die zo makkelijk over het hoofd gezien wordt. Zou dat te maken hebben met een van de eigenschappen die Abba YHVH aan de rechtvaardige man gegeven heeft, namelijk die van beschermer?

Uit Babylon trekken heeft ook te maken met het loslaten van babylonische gewoonten als de termen “zij zijn oud en wijs genoeg om het zelf uit te zoeken, daar hebben ze ons niet voor nodig”. En zo shoppen opgroeiende kinderen vaak van de een naar de ander…

Onze kinderen zijn kostbaar, een erfdeel van YHVH en zij zijn ons nageslacht. De volgende generatie!

Wanneer wij terug willen gaan naar hoe de Vader het heeft bedoeld, zal Hij het ons geven. Ook hoe wij onze kinderen kunnen bewaren voor die ene. En dan denk ik ook aan gezinnen waarin één ouder het gezin het hoofd moet bieden. En ja, er zijn voorbeelden te over dat ook uit onze gelederen jongvolwassen kinderen niet die raad meekregen of er niet naar hebben willen handelen. Ook dat moeten we onder ogen zien. Daarin heb ik wel gezien dat Abba YHVH een Vader is van herstel en heling, om via een bocht, toch een recht pad wil geven.

Er valt nog veel meer over te zeggen, maar ik volsta met de raad om uw gedachten erover te willen laten gaan en vooral de Vader om inzicht te vragen. Hij wil gebeden worden en is het Hijzelf niet die Mozes aanspoorde met de volgende woorden:

Exo 14:15  Toen zeide YHVH tot Mozes: Wat roept gij tot Mij? Zeg den kinderen Israels, dat zij voorttrekken. (Exo 14: 13-16).

Rom 11:36  Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen. 


Een reactie plaatsen

Vader’s belofte voor hen uit de volkeren

Opgevoed door ouders die naar hun beste weten mij het behoudende christelijke erfgoed gaven, maakten mij vooral bekend met de cultuur van het christelijke Westen en niet van het Oosten, alhoewel ook daar sporen naartoe of vandaan komen. Uitgeleid uit het diensthuis en op weg naar wat mij door openbaring aangewezen wordt door Zijn geschreven Woord en Zijn Geest, maakten mij tevens bewust om die ervaringen te delen, door Hemzelf aangespoord, aan dat deel waar ik uit kom, namelijk aan hen uit de volkeren. In de gelijkenis van de weggelopen jongste zoon zien we dat patroon terug. De jongste zoon heeft het verkwanseld en komt niet naar de oudste zoon, neemt er niets van over, maar is zich zeer bewust van zijn staat, nadat hij tot zichzelf en de condities van zijn gedane keuze is gekomen. Zijn oog is gericht op zijn Vader om Hem te vertellen dat hij de straf inziet en hem om vergeving wil gaan vragen. Dat is de juiste volgorde.  De Vader zal zowel met de jongste zoon alswel de oudste op Zijn eigen manier de eenheid tot stand laten komen. We hebben nodig dat we naarstig de Vader vragen wat Hij van ons verlangt zodat wij Hem niet voor de voeten lopen en voorbarig in eigen kunnen het proces ophouden. We weten de kostbare details van het hele relaas.We kunnen o.m. opmaken uit de Romeinenbrief dat de Vader een verborgen werk doet in hen die geen volk waren (Rom. 10:19; 1 Petr 2:10) Nu zou het erop kunnen lijken dat we degenen waarmee wij ons zo verbonden voelen, laten voor wie zij zijn, maar dat is gedeeltelijk waar. Ik wil de lijn van de Vader volgen Die Zelf met de andere zoon gaat praten omdat ook deze iets goed te maken heeft richting de Vader, zie oa Jer 3:8. Abba weet wat Hij zal doen om ons met de andere broer één te laten worden in Vaders huis! En onze verbondenheid met hen is een kenmerk dat wij één waren in Hem en dat ook weer gaan worden! Joh 10:16  Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder. 

I Cor 10 van af vers 1 tm 6 houdt ons een serieuze les voor ogen. Hoe vaak hebben wij het gelezen en ons niet beseft dat het woord “onze” te maken heeft met de belofte? 1Co 10:1  En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;  Abba YHVH ziet ons als een deel van de gehele natie, niet naar afkomst alleen,maar zeker door belofte en dat wil ik met u gaan doorlopen. “En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden…”(vers 6)

Meer en meer word mij duidelijk dat de Vader een plan heeft die ons verstand te boven gaat en tevens eenvoudig begrijpelijk door in geloof aan te nemen dat Hij het langs een uitzonderlijke weg tot stand zal gaan laten komen.

Het houdt mij lieflijk bezig. Het boeit me omdat het Woord en Geest verklarend en openbarend samenwerken.

De mens werd geschapen en koos eigen weg te gaan met alle gevolgen vandien, maar ondanks dát, had de Vader een ultiem plan.

En dat brengt me in verwondering over zulk een opofferende liefde van onze Maker en Man Isa_54:5  Want uw Maker is uw Man, HEERE/YHVH der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israels is uw Verlosser; Hij zal de God/Elohim des gansen aardbodems genaamd worden.

In Gan Eden voorzegd dat de Messias zou komen Gen 3:15  En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen. 

De lijn volgen van de belofte van Genesis t/m Openbaring is een boeiende bewustwording. Een paar begrippen die herhaald worden zijn: zaad, groot volk, in u gezegend, geloof, verbond, menigte der volkeren, naar de beloftenis erfgenamen, dienstbare en vrije, verlossing…

Tussen Abraham en Yeshua ligt ondermeer de zegen van Jacob/Yaacov aan de zonen van Yosef.. We zullen gaan kijken wat Abba YHVH Abraham voorzegt:

Gen 12:3  En Ik zal zegenen, die u zegenen, en vervloeken, die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. (.. ..)
Gen 13:15  Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.
Gen 13:16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden.
Gen 13:17  Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte; want Ik zal het u geven. (.. )Gen 15:3  Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn! 

Gen 15:4  En ziet, het woord des HEEREN/YHVH was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn. {Belofte}

Gen 15:5  Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
Gen 15:6  En hij geloofde in den HEERE/YHVH; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid. {Y
HVH maakt een eenzijdig verbond met Abraham, waarin wij kunnen zien dat het van Vaders kant een weloverwogen keuze is}

In hoofdstuk 16 slaat het ongeloof toe en Abraham gaat in op de wens van Sarah om bij Hagar een zoon te verwekken, maar dat was niet de zoon der belofte uit welke dat grote beloofde (naar Vaders  keuze)volk zou komen. Abraham moet later deze zoon wegzenden en beide vrouwen worden later als voorbeeld gebruikt in

Gal 4:23  Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; 

In hoofdstuk 17 herinnert YHVH Abraham aan het verbond wat Hij eenzijdig met hem gesloten heeft en weer herinnert Hij hem eraan dat hij een groot volk zal worden. Hier ligt de belofte  en een geheimenis…Gen 17:1  Als nu Abram negen en negentig jaren oud was, zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht! 
Gen 17:2  En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u, en Ik zal u gans zeer vermenigvuldigen. 
Gen 17:3  Toen viel Abram op zijn aangezicht, en God sprak met hem, zeggende: 
Gen 17:4  Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u; en gij zult tot een vader van menigte der volken worden! 
Gen 17:5  En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken. 
Gen 17:6  En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen. 
Gen 17:7  En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u. 
Gen 17:8  En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaan, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn. 
Gen 17:9  Voorts zeide God tot Abraham: Gij nu zult Mijn verbond houden, gij, en uw zaad na u, in hun geslachten. 
Gen 17:10  Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij, en tussen u, en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is, u besneden worde. 

Gen 17:16  Want Ik zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja, Ik zal haar zegenen, zodat zij tot volken worden zal: koningen der volken zullen uit haar worden! 

Er ligt een hele les in besloten wanneer wij de geschiedenis van de Hebreeër Abraham bestuderen..Daarin kunnen we kostbare schatten vinden wanneer we de lijn der belofte zoeken.

Terug naar Genesis 48 alwaar iets bijzonders gebeurt en waarom de term “zonen van Yosef” niet vreemd is voor hen die naar de beloftenis erfgenamen zijn.

Inleiding..Gen 48:8  En Israel zag de zonen van Jozef, en zeide: Wiens zijn deze? 
Gen 48:9  En Jozef zeide tot zijn vader: Zij zijn mijn zonen, die mij God hier gegeven heeft. En hij zeide: Breng hen toch tot mij, dat ik hen zegene! 
Gen 48:10  Doch de ogen van Israel waren zwaar van ouderdom; hij kon niet zien; en hij deed hen naderen tot zich; toen kuste hij hen, en omhelsde hen. 
Gen 48:11  En Israel zeide tot Jozef: Ik had niet gemeend uw aangezicht te zien; maar zie, God heeft mij ook uw zaad doen zien! 
Gen 48:12  Toen deed hen Jozef uitgaan van zijn knieen; en hij boog zich voor zijn aangezicht neder ter aarde. 

Gen 48:13  En Jozef nam die beiden, Efraim met zijn rechterhand, tegenover Israels linkerhand, en Manasse met zijn linkerhand, tegenover Israels rechterhand, en hij deed hen naderen tot hem. 
Gen 48:14  Maar Israel strekte zijn rechterhand uit, en leide die op het hoofd van Efraim, hoewel hij de minste was, en zijn linkerhand op het hoofd van Manasse; hij bestierde zijn handen verstandelijk; want Manasse was de eerstgeborene. 

Gen 48:15  En hij zegende Jozef, en zeide: De God, voor Wiens aangezicht mijn vaders, Abraham en Izak, gewandeld hebben, die God, Die mij gevoed heeft, van dat ik was, tot op dezen dag; 
Gen 48:16  Die Engel, Die mij verlost heeft van alle kwaad, zegene deze jongeren, en dat in hen mijn naam genoemd worde, en de naam mijner vaderen, Abraham en Izak, en dat zij vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden des lands! 
Gen 48:17  Toen Jozef zag, dat zijn vader zijn rechterhand op het hoofd van Efraim leide, zo was het kwaad in zijn ogen, en hij ondervatte zijns vaders hand, om die van het hoofd van Efraim op het hoofd van Manasse af te brengen. 
Gen 48:18  En Jozef zeide tot zijn vader: Niet alzo, mijn vader! want deze is de eerstgeborene; leg uw rechterhand op zijn hoofd. 
Gen 48:19  Maar zijn vader weigerde het, en zeide: Ik weet het, mijn zoon! ik weet het; hij zal ook tot een volk worden, en hij zal ook groot worden; maar nochtans zal zijn kleinste broeder groter worden dan hij, en zijn zaad zal een volle menigte van volkeren worden
Gen 48:20  Alzo zegende hij ze te dien dage, zeggende: In u zal Israel zegenen, zeggende: God zette u als Efraim en als Manasse! En hij zette Efraim voor Manasse.(Jer 31:9)

Zo zien we Abraham, de vader van een menigte der volkeren, gevolgd door Efraim, die niet de vleselijke eerstgeborene was en toch van Jacob, door YHVH’s besluit als beloofde eerstgeborene werd gezegend met een eerstgeboortebelofte…zie het vorige vers. Over eerstgeborene en het karakter valt ook veel te zeggen. Een bijzonder boekje hierover is http://docplayer.nl/30227732-Het-eerstgeboorterecht-door-ephraim-and-rimona-frank.html

Wanneer we dan een hele tijd later kijken naar de belofte dat Messias Yeshua, de Eerstgeborene ( van af 1 Koll. 1:13 ev; Op 1:5) zou komen om de gesloten Deur te openen naar de Vader. een daad van een Eerstgeborene, dan kunnen we gaan beseffen dat afkomst op zich geen belofte tot stand zal laten komen.

De belofte lijn is een unieke beslissing van de Allerhoogste om Zijn plan volvoerd te krijgen, niet naar de mens, maar naar Zijn welbehagen en ook weer zó, dat een ieder die op Zijn voorwaarden ingaat, antwoord krijgt.

Er is een gezegde dat vele eersten de laatsten zijn en ook dat vinden we in het Woord terug, maar daar gaan we nu niet op door…

Yeshua welke verkondigde dat Hij niet dan voor de verloren schapen van het huis Israels gekomen is, ook daar ligt een geheimenis verborgen.. Jer_50:6  Mijn volk waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten hun legering.
Mat_10:6  Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israels.
Mat_15:24  Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels.

Ik wil u meenemen naar de Galatenbrief, met name hoofdstuk 3 en 4:

In hoofdstuk 3 wordt in kort bestek vastgesteld dat de strijd tussen vlees/eigengerechtigheid en geest/ gewillig gehoorzaam niet nieuw is. Wanneer we de beloftelijn volgen, zien we het verschil tussen religie  en relatie.

Onderstaande woorden groeien naarmate de betekenis duidelijker wordt:

Gal 3:6  Gelijkerwijs Abraham Gode geloofd heeft, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend; 
Gal 3:7  Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn
Gal 3:8  En de Schrift, te voren ziende, dat God de heidenen uit het geloof zou rechtvaardigen, heeft te voren aan Abraham het Evangelie verkondigd, zeggende: In u zullen al de volken gezegend worden. 
Gal 3:9  Zo dan, die uit het geloof zijn, worden gezegend met den gelovigen Abraham.  (..)

Gal 3:16  Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een: En uw zade; hetwelk is Yeshua. 

Ziet u hierboven?! De lijn der belofte komt hier samen in die Ene . Gal 3:16  Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van een (enkelvoud): En uw zade; hetwelk is Yeshua. 

Elk vers in Galaten 3 is niet los te zien zonder de voorgaande…daarom nodig ik u uit het hele hoofdstuk te lezen.

Gal 3:18  Want indien de erfenis uit de wet is, zo is zij niet meer uit de beloftenis; maar God heeft ze Abraham door de beloftenis genadiglijk gegeven. 
(.. ..)
Gal 3:20  En de Middelaar is niet Middelaar van een, maar God is een. 
(.. ..)
Gal 3:22  Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Yeshuas aan de gelovigen zou gegeven worden. 
Gal 3:23  Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. ( Wie nam Yeshua mee nadat Hij opgestaan was uit de dood?)
Gal 3:24  Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Yeshua, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. 
Gal 3:25  Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester. 
Gal 3:26  Want gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Yeshua. 
Gal 3:27  Want zovelen als gij in Yeshua gedoopt zijt, hebt gij Yeshua aangedaan. 
Gal 3:28  Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt een in Yeshua. ( Ef 2:14)
Gal 3:29  En indien gij van Yeshua zijt, zo zijt gij dan Abrahams zaad, en naar de beloftenis erfgenamen. 

Gal 4:1  Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; 
Gal 4:2  Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. 
Gal 4:3  Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. (..)Gal 4:6  En overmits gij kinderen zijt, zo heeft God den Geest Zijns Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! 
Gal 4:7  Zo dan, gij zijt niet meer een dienstknecht, maar een zoon; en indien gij een zoon zijt, zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus. 
Gal 4:8  Maar toen, als gij God niet kendet, diendet gij degenen, die van nature geen goden zijn; (..) Gal 4:22  Want er is geschreven, dat Abraham twee zonen had, een uit de dienstmaagd, en een uit de vrije. 
Gal 4:23  Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis; 
Gal 4:24  Hetwelk dingen zijn, die andere beduiding hebben; want deze zijn de twee verbonden; het ene van den berg Sina, tot dienstbaarheid barende, hetwelk is Agar; 
Gal 4:25  Want dit, namelijk Agar, is Sina, een berg in Arabie, en komt overeen met Jeruzalem, dat nu is, en dienstbaar is met haar kinderen. 
Gal 4:26  Maar Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder. 
Gal 4:27  Want er is geschreven: Wees vrolijk, gij onvruchtbare, die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene, die den man heeft. (Jes 54)
Gal 4:28  Maar wij, broeders, zijn kinderen der belofte, als Izak was. (..)
Gal 4:31  Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen der dienstmaagd, maar der vrije. 

Heel het geschreven Levendmakende Woord getuigt van Zijn belofte, Zijn verbond en Zijn verlossing voor gans Israel. Er is nog veel meer te ontdekken…

Beproef wat ik schrijf!

Alle eer aan Hem Die het leven geeft!