“Begeert/vraagt van YHVH regen, ten tijde des spaden regens”.
Zacharia 10:1.
We ontvingen opnieuw een schrijven van het ons bekende echtpaar Frank, waarin bovenstaande tekst naar voren kwam…
Zacharia hoofdstuk 10 is een synopsistekst die informatie bevat over elk huis van Israël en zijn respectievelijke bestemming. In slechts zeven en een half vers (3b-12) probeert de profeet een deel van de geschiedenis van elk huis samen te vatten, wat al eeuwen na het leven van Zacharias is vervuld, en wat nog moet komen. Bovendien verwijst de profeet zelfs naar eerdere profetieën over vooral het noordelijke huis van Israël, en reageert daarop.
Alleen een woord dat door de Elohim van Israël wordt ingefluisterd, zij het door menselijke tussenkomst, kan met zo weinig woorden de juiste snaar raken en zo veelomvattend en gedetailleerd zijn. De woorden van Zacharias over Juda’s militaire bekwaamheid (vs. 3b, 4b, 5, 6a) hebben in onze tijd hun vervulling gezien.
Wat de “hoeksteen” (v. 4a) betreft, dat kan gemakkelijk een verwijzing zijn naar Yeshua (“de steen die de bouwers verwierpen is de belangrijkste hoeksteen geworden” Ps. 118:22; Lukas 20:17).
De ‘tentpin’ heeft te maken met het overnemen van het land, als we het gebruik van deze beeldspraak vergelijken met Jesaja 54:2: ‘Maak de plaats van uw tent groter en laat ze de gordijnen van uw woningen uitstrekken; Verleng uw koorden en versterk uw inzet”. Dit woord wacht nog steeds om in de toekomst tot zijn volheid te komen.
In vers 6b komen we het “huis van Jozef” tegen, die gekwalificeerd wordt door “gered te worden”, en door “teruggebracht te worden” (naar het land). En terwijl in Hosea wordt gezegd dat YHVH “geen genade” met hen heeft gehad, en dat zij “niet Mijn volk” zouden zijn, staat hier: “Ik heb genade met hen”, en “zij zullen zijn alsof Ik ze niet had geworpen.” hen opzij; want ik ben YHVH, hun Elohim”. Deze woorden weerspiegelen ongetwijfeld die van Hosea. Maar hoewel de uitspraken van laatstgenoemde over het noordelijke huis van Israël nog steeds een voldongen feit zijn, is dit niet het geval in de profetie van Zacharias.
Hoofdstuk 10 van zijn boek gaat verder met het beschrijven van Efraïms toekomstige dapperheid, hun vreugde en hun verzameling (vers 7). In de volgende verzen is er zelfs een verwijzing naar hun ‘Jizreël’-identiteit (zie Hosea 1:4,5), ook naar hun verlossing, en hun ‘herinnering’ (niet langer in de staat van vergeetachtigheid zijn – Menashe).
De delen van het land Israël, die voorbestemd zijn om hun erfdeel te zijn, worden ook opgesomd. De verzen 11 en 12 eindigen het hoofdstuk met de mededeling dat Jozef, nadat hij door een “zee van problemen” is gegaan (in navolging van de Exodus en het oversteken van de Rietzee), verder gesterkt zal worden door hun Elohim.
Zoals gezegd kunnen er nog veel meer verwijzingen (en uitwerkingen) van deze woorden aan dit korte verslag worden toegevoegd, vooral die van Jesaja, Jeremia en Ezechiël.
Er is echter één deel van het hoofdstuk dat we tot nu toe volledig hebben genegeerd: “Vraag YHVH om regen in de tijd van de late regen. YHVH zal weerlichten/flitsende wolken maken; Hij zal ze regenbuien geven, gras in het veld voor iedereen.
Want de afgoden spreken bedrog; de waarzeggers voorzien leugens en vertellen valse dromen; ze troosten tevergeefs. Daarom gingen de mensen weg als schapen; ze zitten in de problemen omdat er geen herder is. Mijn woede is ontstoken tegen de herders, en ik zal de geitenhoeders straffen… “(vs. 1-3a).
YHVH bezweert ons om te vrágen om de “malkosh”, wat de late regen is. Bovendien zou Hij bezig zijn met het maken van flitsende wolken en het beloven van regen.
Wat is het verband tussen ‘regen’, vooral de late regen, en de profetie over Juda en Jozef?
Laten we doorgaan…. YHVH wijst op de obstakels voor het herstel van heel Israël. De leiders van de natie in wording hebben het volk misleid, in die mate dat hun aanwezigheid lijkt alsof ze afwezig waren (zowel Jesaja, Jeremia als Ezechiël gaan uitgebreid in op dit onderwerp). Dus zonder rechtvaardig leiderschap zijn wat wordt getolereerd of geaccepteerd “afgoden, waanvoorstellingen, waarzeggers, leugens, valse dromen” die allemaal “tevergeefs troosten” waardoor YHWH’s volk op een dwaalspoor raakt.
Is Elohim niet in staat om met al deze zaken om te gaan en ze uit te wissen ter wille van Zijn volk?
Als dat zo is, waarom gebiedt Hij Zijn volk dan om de late regen te vragen, en wat voor soort regen?
Het lijkt erop dat Elohim een taak heeft voor Zijn volk. Hij verlangt naar samenwerking. “Vraag om regen ten tijde van de late regen…!”
De late regens zijn regens die aan het einde van het regenseizoen, in de lente van het jaar, vallen.
Maar ongetwijfeld verwijzen deze regens, die hier genoemd worden, naar de regens van de Geest met als doel de bovengenoemde onwaarheden te vernietigen.
Omdat hij geen betrouwbare leiders heeft, positioneert YHVH Zichzelf als de Leider die Zijn volk oproept om actief naar Hem te kijken om de Geest van Heiligheid te sturen, dezelfde Geest die op de discipelen viel op Shavuot (tijdens de periode van de – letterlijke – laatste regen in Israël).
Laten we nu horen/lezen wat Yeshua te zeggen heeft over het zoeken naar de Geest: “Dus ik zeg je: vraag, en je zal gegeven worden; zoek, en je zult vinden; klop, en er zal voor je opengedaan worden. Want iedereen die vraagt, ontvangt, en wie zoekt, vindt, en voor wie klopt, zal worden opengedaan. Als een zoon van een vader onder jullie om brood vraagt, zal hij dat dan doen?
Geef ik hem een steen? Of als hij om een vis vraagt, zal hij hem dan een slang geven in plaats van een vis? Of als hij om een ei vraagt, zal hij hem dan een schorpioen aanbieden? Als u dan, omdat u slecht bent, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal uw hemelse Vader dan de Heilige Geest geven aan degenen die Hem erom vragen!” (Lucas 11:9-13 cursivering toegevoegd).
Op een andere plaats zegt Yeshua het volgende over deze kwestie: “Daarom zeg ik u: elke zonde en godslastering zal de mens vergeven worden, maar de godslastering tegen de Geest zal de mens niet vergeven worden. Iedereen die een woord spreekt tegen de Zoon des Mensen ., het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de komende eeuw” (Mattheüs 12:31-32).
Hosea, wiens boodschap sterk gericht is op Jozef en zijn hereniging met Juda, zegt het volgende: “Laat ons het weten, laten we de kennis van YHVH nastreven. Zijn vertrek staat vast als de ochtend; Hij zal naar ons toe komen als de regen, zoals de laatste en vroegere regen op de aarde” (nadruk van Hosea 6:3 toegevoegd).
Misschien is wat Abba in deze tijd van chaos en verwarring, deze periode van geweld die wordt gekenmerkt door het loslaten van alle morele normen, datgene waartoe Abba ons ‘overlaat’, en dat is het vragen om het dubbele deel van de De regen van de geest.
Omdat elk gebied van het leven zo wanordelijk is, zijn natuurlijke oplossingen verre van bevredigend. Op mondiaal niveau zijn de zaken zelfs nog erger. Maar is het mogelijk dat YHVH’s Geest van Heiligheid – Ruach HaKodesh – druk bezig is gebruik te maken van elke intentie en handeling, of deze nu goed of slecht is, en deze op puzzelachtige wijze in hun rechtmatige positie te plaatsen, waardoor Zijn Koninkrijk uit de huidige duisternis naar voren komt? waar Zijn Geest boven zweeft? Als we Hem zoeken naar die grotere mate van Geest, om ons te leiden en te begeleiden bij het verwijderen van de obstakels op Zijn pad (zie Jes. 40:3; 62:10), zal Hij ons zeker niet verloochenen.
