Het was begin Januari 1986. Koud en sneeuwend toen een vrouw de moed nam om huis en haard te verlaten door een stap in het onbekende te doen, haar kinderen behoedend voor erger.
Er was iemand geweest die haar es toevertrouwde om een veilig heenkomen te bieden aan haar wanneer zij niet wist waar zij überhaupt kon aankloppen. De gewelddadige situatie dwong haar te handelen en na een lange reis kwam ze moe en afgemat aan op de bestemming, alwaar ze liefdevol opgevangen werd. Maar het gevaar was beslist niet geweken. Tussen hoop, vrees, geloof in de Eeuwige Die haar tot dan genadig was geweest en de summiere hulp van mensen, vond ze een plek om met haar kinderen tot rust te komen. Soms had ze het gevoel om haar kinderen bij zich te houden en dan bleek later dat dat een juist gevoel was geweest.
Jaren ervoor, had ze op een nacht verschillende dromen gehad waaronder de droom waarin woorden door een mannenstem voor haar opgelezen werden, maar toen zag ze het meer als een herkenning, maar niet dat het een toepassing zou worden:
Exo 20:1 Toen sprak God al deze woorden, zeggende:
Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
En nu, amper acht jaar later, was ze uit een van de diensthuizen uitgeleid. Zo begon ze het pas veel later te zien.
Vrij snel daarna ontdekte ze de shabbat en ving die aan met blijdschap. Op weg naar meer ontdekkingen, zag ze dat er een grote uittocht in het verschiet lag. Zou die misschien meer bij de woorden uit de droom horen? En zou zij daaraan deel mogen hebben?
Een man, opgegroeid in een Katholiek gezin, werd steeds bepaald bij Judah. Bewuster geworden ging hij op zoek en vond uit dat hij inderdaad van joodse afkomst was en dat zijn voorouders heel ergens anders hadden gewoond. Hij ging terug naar de andere kant van de wereld, om daar, ver van de Katholieke familie die nieuwe identiteit uit te gaan leven.
Een jonge vrouw, opgegroeid in het christendom, kwam tot overtuiging van shabbat en bijbelse feesten. Ze werd gewaar dat er naast Juda een andere natie was geweest die verstrooid was. Daar voelde zij zich bij thuis, bij Ephraim. Op een verrassend moment kwam zij erachter van beide kanten Juda te zijn, maar de cultuur was haar niet bekend. Nu is ze een sprekende getuige aan Ephraim’s zijde.
Velen hebben een soortgelijke uittocht in het klein meegemaakt, misschien niet onder dezelfde omstandigheden, maar de ervaringen als loslaten, vergeven, opnieuw beginnen, ontbraken niet.
En bij wie is het ontwaken omtrent Torah niet gestart in nare omstandigheden?
Zovelen heb ik horen vertellen of schrijven, dat zij dachten de enige te zijn die deze weg op wilden gaan omdat een innerlijke drang hen voorging.
Deu 30:1 Voorts zal het geschieden, wanneer al deze dingen over u zullen gekomen zijn, deze zegen of deze vloek, die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weder ter harte nemen, onder alle volken, waarheen de Eeuwige u, gedreven heeft;
Deu 30:2 En gij zult u bekeren tot YHVH, en Zijner stem gehoorzaam zijn, naar alles, wat ik u heden gebiede, gij en uw kinderen, met uw ganse hart en met uw ganse ziel.
Deu 30:3 En YHVH, zal uw gevangenis wenden, en Zich uwer ontfermen; en Hij zal u weder vergaderen uit al de volken, waarheen u YHVH verstrooid had.
Deu 30:4 Al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, van daar zal u YHVH, vergaderen, en van daar zal Hij u nemen.
tot en met vers 20
In het Woord lezen we vaker dat profetiën meervoudig plaats vinden. Net zoals bijvoorbeeld de eerste en laatste Adam wordt genoemd, het oude en vernieuwde verbond, maar wél dezelfde inhoud.
Dat geldt ook voor de eerste en tweede Exodus, waarbij aan de eerste niet meer gedacht zal worden
Hag 2:7 Want alzo zegt YHVH Tzevaot: Nog eens, een weinig tijds zal het zijn; en Ik zal de hemelen, en de aarde, en de zee, en het droge doen beven.
Hag 2:8 Ja, Ik zal al de heidenen doen beven, en zij zullen komen tot den Wens aller heidenen, en Ik zal dit huis met heerlijkheid vervullen, zegt YHVH Tzevaot.
Hag 2:9 Mijn is het zilver, en Mijn is het goud, spreekt YHVH Tzevaot.
Hag 2:10 De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste, zegt YHVH Tzevaot; en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt YHVH Tzevaot.
Jesa 11:11 Want het zal geschieden te dien dage, dat de Eeuwige ten anderen male Zijn hand aanleggen zal om weder te verwerven het overblijfsel Zijns volks, hetwelk overgebleven zal zijn van Assyrie, en van Egypte, en van Pathros, en van Morenland, en van Elam, en van Sinear, en van Hamath, en van de eilanden der zee.
Isa 11:12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israel verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks.
Isa 11:13 En de nijd van Efraim zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraim zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraim niet benauwen.
Isa 11:14 Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, en zij zullen te zamen die van het oosten beroven; aan Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn.
Isa 11:15 Ook zal YHVH den inham der zee van Egypte verbannen, en Hij zal Zijn hand bewegen tegen de rivier, door de sterkte Zijns winds; en Hij zal dezelve slaan in de zeven stromen, en Hij zal maken, dat men met schoenen daardoor zal gaan.
Isa 11:16 En er zal een gebaande weg zijn voor het overblijfsel Zijns volks, dat overgebleven zal zijn van Assur, gelijk als Israel geschiedde ten dage, toen het uit Egypteland optoog.
1Corinthe 10 geeft aan dat het volk Israel ons tot voorbeeld dienst en als we t goed lezen met het inzicht wat we nu hebben, dan begrijpen we het als volgt:
Ketuba/ huwelijkscontract en Condities; Voorbeeld, waarin?
1Co 10:6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben.
Herenigd, geheel Israel onder de wolk, gaan gedoopt worden, dezelfde geestelijke spijs eten, allen de geestelijke drank drinken uit de steenrots Yeshua ( Rom. 9-11),maar ik lees verder dat t niet automatisch gebeurt, er blijven condities. Onze houding nu is van belang om na te gaan of we het hoofd kunnen bieden aan de weg die we gaan.
Noach en anderen, gezien Hebreeën 11, gehoorzaamden enhet wrd hen tot rechtvaardigheid gerekend.
…1Co 10:1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
1Co 10:2 En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
1Co 10:3 En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
1Co 10:4 En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Yeshua, ja ook toen al.
1Co 10:5 Maar in het meerder deel van hen heeft YHVH geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen.
1Co 10:6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben.
1Co 10:7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
1Co 10:8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend.
1Co 10:9 En laat ons Yeshua niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slagen vernield.
1Co 10:10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver.
1Co 10:11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.
1Co 10:12 Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.
1Co 10:13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
1Co 10:14 Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.
1Co 10:15 Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
1Co 10:16 De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Yeshua? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
1Co 10:17 Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
Kom, laten we gehoor geven aan Zijn Woorden opdat wij leven en terug kunnen keren om te leven voor Zijn Aangezicht;